Dit interview verscheen deze week in Communicatievakblad C van Logeion.

Renée Broekmeulen over het schrijven van goede speeches

Noem haar geen tekstschrijver. Daarvan zijn er dertien in een dozijn. Goede en wat minder goede. Bij speechschrijvers is de spoeling veel dunner. Het aantal écht goede speechschrijvers in Nederland? “Die zijn op de vingers van een paar handen te tellen.” Aldus Renée Broekmeulen, speechschrijver sinds 1997. Ze beseft dat het pretentieus kan overkomen, maar ze wijdt zich dan ook aan het op een hoger niveau brengen van haar beroepsgroep. Dat doet ze door – samen met Jan Willem Schouw van de Academie voor Overheidscommunicatie – activiteiten te organiseren voor het speechschrijvernetwerk ‘t Doode Paerdt en door meerdaagse trainingen te verzorgen voor de professionals. Onder het motto: ‘Je kunt mensen leren om een goed verhaal te schrijven.’

Wat maakt iemand een goede speechschrijver?

“Een goede speechschrijver kan zich allereerst inleven in verschillende sprekers. Er zijn veel speechschrijvers die ervaring hebben met één persoon. Als dat klikt dan is het niet zo moeilijk. Maar het moeilijkste is juist om iedere keer voor een nieuw iemand weer zo goed te zijn, je aan te passen en steeds weer kwaliteit te leveren. Iedere keer heb je nieuwe materie, een nieuwe spreker, een nieuwe omgeving, nieuwe beleidsmedewerkers. Daar moet je allemaal mee om kunnen gaan.“

Hoeveel tijd heb je nodig voor een nieuwe klant?

“Hoe langer je het doet des te minder tijd je nodig hebt. Waar je op let, ook in het voorgesprek , is welke boodschap iemand wil brengen, maar ook welke woorden iemand gebruikt. Of iemand eenvoudig spreekt of graag moeilijk praat. Je wilt natuurlijk geen hele moeilijke speeches schrijven, maar je moet wel in de toon van de klant blijven. Ik let er op of de mensen gevoel voor humor en gevoel voor ritme hebben. Want goede humor gaat niet zonder goed gevoel voor ritme. Een goede clou in een speech moet je kunnen timen. Het is daarnaast ook gewoon mooi als mensen ritmisch kunnen praten.”

Kan je ze dat leren?

“Ja. Je kunt mensen alles leren. Als ze maar willen. In het hogere segment, dus ministers of CEO’s van AEX-bedrijven denken ze sneller dat ze alles al kunnen en weten. Er zijn er niet zoveel die bereid zijn om hun zwakheden te tonen, om iets te leren. Soms kom je ze tegen, dat zijn de echte goeden. Wat dat betreft zijn de bazen van grote mkb-bedrijven veel leuker. Die vinden: ‘Ik ben goed in wat ik doe. Jij in wat jij doet. Dus ik luister nu naar jou.’ Politici denken vaak dat ze het al kunnen omdat ze veel praten. Maar het feit dat iemand veel gepraat heeft, wil nog niet zeggen dat anderen graag naar hem of haar luisteren, de boodschap oppikken.”

 Hoe moet het? Heb je vuistregels?

“De spreker moet een verhaal houden dat het publiek wil horen. Er moet een duidelijke relatie bestaan tussen spreker, inhoud en luisteraar. Je moet dus niet te ver over de hoofden van de mensen heen je verhaal houden. Als je nadenkt over de reden waarom je bent uitgenodigd, wat de mensen van je willen horen, wat voor hen belangrijk is, kan je daar je boodschap op aanpassen. En ook je taalgebruik. Het moet allemaal niet te gewichtig zijn. Tenzij je met een ramp te maken hebt.
Als jouw verhaal over beleid gaat, maak het dan concreet. Wat betekent het nu precies voor de mensen die nu in de zaal zitten? En doe ook alsjeblieft iets aan humor. Het hoeft niet saai en dramatisch, maar gebruik eens een leuke anekdote. Daarmee kan je een groot verhaal klein maken. Dat heet tegenwoordig storytelling, maar dat heette vroeger gewoon retorica. Bij iedere universitaire studie waarbij praten belangrijk is, zoals rechten zou retorica gegeven moeten worden, maar dat gebeurt helaas niet. In Angelsaksische landen leren kinderen op school al spreken. In Nederland leer je om je spreekbeurt aan de hand van een PowerPoint te presenteren.
In essentie moeten mensen weer leren om een verhaal te vertellen. Een verhaal dat niet te lang is, met een kop en een staart en een pointe. Dat moet je al aan de eettafel leren. Als jouw kinderen vertellen over hun dag op school en ze worden langdradig moet je dat als ouder corrigeren. Iedereen kan zo leren om een verhaal te vertellen. Dan worden gesprekken ook interessanter, want het is zo saai om naar mensen te luisteren die een eindeloos verhaal vertellen dat nergens toe leidt.
Dus ik vraag mijn klanten altijd eerst om iets te vertellen. Over hun weekend of iets anders, bijvoorbeeld wat er in een rapport staat. Puur om te horen hoe iemand praat. De opdrachtgever moet wel met de speechschrijver willen spreken, dan krijg je het beste resultaat. Soms weet ik dat ik maar één keer voor iemand zal schrijven, maar dan nog wil ik diegene ten minste door de telefoon spreken. Om te horen hoe z’n timing is, hoe hij een verhaal vertelt. Mijn lievelingsklant is een klant die naar advies luistert. En ik ben helemaal dol op ze als ze na afloop de moeite nemen om te vertellen hoe het ging. Sommigen zijn zó enthousiast dat ze in de auto terug meteen bellen om te vertellen hoe het ging. Vaak apetrots op zichzelf. Soms denk ik: eigenlijk verkoop ik zelfvertrouwen. Wanneer iemand tegen een spreekbeurt opziet, kan hij met een goede tekst in zijn handen en veel oefenen toch zijn glorieuze moment hebben.”

Kan je leven van speeches schrijven?

“Ik kan ervan leven. Hoewel een verkiezingsjaar mager is. De bewindspersonen spreken minder als ze demissionair zijn, dus die kunnen het met hun eigen speechschrijvers af. De meeste brancheorganisaties praten tegen Den Haag, maar Den Haag is er even niet want er moet geformeerd worden. Dus er zijn even geen speeches. En in de campagnetijd worden de speeches door de politieke partijen zelf geschreven. Maar ik verdien mijn geld ook met het opleiden van speechschrijvers. Ik ben de enige actieve speechschrijver in Nederland die vaktrainingen geeft: ik leer de speechschrijvers hoe zij speechschrijver moeten zijn.”

Hoe ziet de training eruit?

“Ik leer mensen om te schrijven voor een ander. De indeling van de training is op basis van mijn ‘Zeven regels voor een overtuigende tekst’. Een tekst past bij het publiek, past bij de spreker, is spreektaal en geen schrijftaal, heeft een duidelijke boodschap, is concreet in plaats van abstract, heeft een hoorbare structuur en heeft stijl en aantrekkingskracht. Naast deze zeven regels besteden we aandacht aan argumentatie, maar ook aan het schrijven voor een internationaal publiek. Dat wordt steeds belangrijker. Gebruik je wel of geen humor en wat voor soort humor dan? Wie zit er in de zaal? Zijn het Amerikanen of Vietnamezen? En gebruik niet al te Nederlandse concretiseringen, maar voorbeelden die mensen snappen. Je moet het niet over Godfried Bomans hebben, maar je kunt het wel over Herman Koch hebben, omdat die vertaald is. Framing is ook een onderwerp bij de trainingen, maar ook taalgebruik in het algemeen.
En we oefenen veel. Speeches schrijven is namelijk een vaardigheid. Ik geef tips en tricks maar ze moeten zelf oefenen, vervolgens bespreken we dat in de groep en dan leren ze ook van de fouten die ze zelf of een ander maken en wat de ander goed doet. Groepen zijn nooit groter dan zes personen, dat werkt het best bij een intensieve training. Mijn cursisten – en andere beginnende speechschrijvers – kunnen ook een coachingstraject krijgen en ze worden lid van ‘t Doode Paerdt’, de vereniging van speechschrijvers. Er zijn ruim honderd leden; tussen de 30 en 50 speechschrijvers komen naar een gemiddelde bijeenkomst. Iedereen wordt automatisch lid. Het is een soort gratis intervisie. Je hoeft niet overal aan te verdienen. Ook geeft ik ieder jaar de Vaktraining Speechschrijven voor de overheid. Dus bijna alle speechschrijvers die bij de Rijksoverheid werken, heb ik getraind. “

Wie zie jij als voorbeeld?
“Het is niet moeilijk om een speech te schrijven voor iemand met een verhaal. Maar probeer maar eens een speech te schrijven voor iemand die eigenlijk helemaal geen verhaal heeft. Dat is een grote uitdaging. Philip Collins, die de speechschrijver was van Tony Blair is iemand die ik bewonder. Hij heeft een goede pen, maar hij bemoeide zich ook met de strategie. Nu is hij columnist voor The Times. Die mengeling dat je ook strategisch adviseur bent, is interessant. Kijk ik bij de ministeries dan zie ik tekstboeren en ‘echte’ speechschrijvers. Bij de tekstboeren is het: u vraagt, wij draaien. Zeker bij ervaren speechschrijvers gaat het meer door een persoonlijke zeef. Je draait al een tijdje mee, je weet hoe de wereld in elkaar zit, je weet hoe het publiek reageert.”

Moeten beleidsmedewerkers leren speechschrijven?
“Er zijn best wel strategische mensen die de vaktraining doen, want het is een vaardigheid die ze willen hebben. Maar je moet als speechschrijver gewoon goed in gesprek blijven met die strategen. Daar hoeven zij geen speechschrijver voor te worden. Er is een ontwikkeling waarbij woordvoerders speechschrijvers worden. Dat is goed, want we hebben hetzelfde vertrekpunt. We behoeden onze klant voor blunders en bemoeien ons met de timing van boodschappen. Het nadeel van de strategen is dat ze heel erg veel weten van een klein stukje en als speechschrijver moet je juist meer een helikopterview hebben. Dan kan je een onderwerp op een andere manier aanvliegen, origineler. Je kunt verbindingen maken met andere onderwerpen. Dat is je toegevoegde waarde.”